De Freek Vonk van Blent.

5 vragen aan de ecoloog van Heijmans

Rogier Sleijpen is als adviseur ecologie bij Heijmans betrokken bij Blent in Nijmegen-Noord. Hij zorgt ervoor dat dit nieuwe stukje stad niet alleen een oase wordt voor de mens, maar ook voor allerlei dieren.

1. Wat houdt jouw werk als ecoloog bij Blent in?

“Als Heijmans voelen we de verplichting om natuurinclusief te bouwen, waarbij we uitgaan van een balans tussen groen en steen en tussen mens en dier. In Blent kijk ik welke type woningen er komen, hoe ze georiënteerd zijn en welk groen er in de omgeving te vinden is. Op basis van onderzoeken van de gemeente Nijmegen wordt zichtbaar voor welke dieren deze wijk kansen biedt. Denk aan insecten, welke in de afgelopen decennia flink achteruit zijn gegaan. Daarom is het noodzakelijk om ‘groener’ te bouwen. De aanwezigheid van vogels en groen doet ook iets met je gezondheid. Een groene omgeving woont prettiger. Groen verkoelt ook en zorgt dat regenwater beter de bodem in trekt. Als ecoloog adviseer ik welke natuurinclusieve maatregelen nodig zijn om dieren de nieuwe wijk in te krijgen.”

2. Op welke dieren ligt de focus in Blent?

“Dat zijn toch wel de vogels en vleermuizen, want dat zijn soorten die goed gedijen in een stedelijke omgeving. Met de verduurzaming van huizen worden veel huizen ongeschikt voor deze dieren en moeten we nieuwe ruimtes creëren in woningen. Bij het plaatsen van kasten moet goed gekeken worden naar de mogelijkheden. Je kunt lukraak kasten ophangen, maar dat betekent niet dat er ook een vogel of vleermuis gebruik van gaat maken. De omstandigheden moeten per diersoort perfect zijn. Een huismus moet voedsel kunnen halen voor hun jongen. Het liefst een beetje in de buurt. De prachtige boomgaard biedt mooie kansen om aan eten te komen, maar is onvoldoende. Daarom moeten we zorgen dat de tuinen en de openbare ruimte groen worden. Huismussen moeten kunnen schuilen in heggen, zoals in meidoorn, en ze hebben een plek nodig voor een lekker stofbad. Als je dat niet hebt, dan komt er geen mus naar Blent. Voor huismussen is het plan om ruimte te bieden onder de dakpannen, waar ze lekker bij elkaar kunnen zitten.

 

Verder kunnen we ook iets doen voor de gewone dwergvleermuis. Die zit hier in de buurt, zoals in het fort en in de kerk. Ze verblijven graag in gebouwen met een openingen naar de spouwmuur. Nieuwbouwwoningen hebben dit steeds minder. Als alternatief zorgen we voor speciale inbouwkasten ín de spouwmuur. Niet van die zwarte kasten op een te hete gevel, maar verstopt in de spouw. Dan zijn alleen de gleuven nog zichtbaar voor bewoners. Achter de stenen kunnen ze lekker warm zitten zonder dat het te warm wordt.”

3. En hoe zit het met de insecten?

“Insecten lokken we met de juiste inheemse plantensoorten. Bloeiers die al in de omgeving voorkomen. Groene erfafscheidingen helpen ook. We plaatsen hagen in plaats van schuttingen met hier en daar ruimte voor een plukplant. Als je klimop met rust laat, komt er een prachtige bloei. En daar komen weer insecten op af. En waar insecten zijn, zijn vogels. Merels broeden bijvoorbeeld in de dichtgegroeide klimop en hagen. In de gevels van de woningen plaatsen we zogenaamde bee-bricks. Dat zijn gevelstenen met gaten erin voor insecten. Die komen in de zuidgeoriënteerde gevels. Wilde bijen kunnen er schuilen en eitjes leggen. Willen we dat de gaatjes bezet raken, dan moeten er ook groene tuinen komen. Want ook voor bijen geldt; voedsel moet in de buurt zijn. Qua ontwerp zien die stenen er fraai uit. Ze hebben de grootte van een baksteen en we plaatsen er minimaal twee bij elkaar op twee tot drie meter hoogte. Dan kunnen insecten goed in- en uitvliegen en kunnen katten er niet bij.”

4. Wat kunnen mensen straks zelf doen in het ontwerp van hun tuin?

“Maak je tuin lekker groen. Plant een inheemse boom waar vogels kunnen rusten. Zorg voor een nog groenere erfafscheiding. Kijk verder dan gras, stenen en een trampoline. Kies je toch voor gras, kies dan voor een mengsel waar ook bloemen in bloeien en maai het niet te strak. Plant bloembollen voor in het voorjaar. Maak een bloemrijke border of misschien een vijvertje. Kies voor planten die al in de omgeving voorkomen, want dan draag je het meest bij. Door insecten te lokken komt een heel ecosysteem op gang. Alle tuinen samen zijn een behoorlijk ‘natuurgebiedje’. Het zou mooi zijn als de nieuwe bewoners eigenaarschap voelen en met dezelfde intentie hun tuin aanleggen zoals wij samen met de gemeente met de groene invulling bezig zijn.”

5. Wanneer is het wat jou betreft geslaagd? 

“Als meer dan de helft van de bewoners een groene tuin heeft, met bomen en variatie in vegetatie. Dan hebben onze natuurinclusieve maatregelen de meeste kans van slagen. Maar ook als vleermuizen het hele jaar door in het gebied aanwezig zijn of als de gierzwaluw hier een plekje weet te bemachtigen in de speciale nestkasten. Het kan natuurlijk altijd even duren voordat dieren hun weg hebben gevonden. Soms moet je geduld hebben. Maar als we samen de omstandigheden goed maken, komen ze absoluut. Daar heb ik geen twijfels over.”